Marat tijdens de franse revolutie
Al in februari 1789 begon Marat met het sturen van brieven naar de Franse Staten-Generaal. Op 1 juli publiceerde Marat zijn pamflet "Mededeling aan het volk of de ministers ontmaskerd". Na de Bestorming van de Bastille verzette hij zich tegen de feestvreugde. In september stelde hij het levensmiddelencomité verantwoordelijk voor de schaarste. Al spoedig raakte hij in de clinch met burgemeester Jean Sylvain Bailly en de commandant van de burgerwacht Markies de LaFayette. In november 1789 viel hij het kiesrecht aan en spoorde het volk aan tot verzet. Ook Jacques Necker moest het ontgelden. Marat kocht drukpersen, die hij in zijn eigen huis opstelde, toen drukkers in moeilijkheden kwamen en zijn opdrachten weigerden. Zijn tijdschrift verscheen soms twee keer op een dag. Op 12 december kwamen twintig man aan zijn huis om hem te arresteren. De tenlastelegging klopte niet en justitie moest hem vrijlaten. Op 22 januari werd een nieuwe poging gedaan hem te arresteren. Aan beide zijden was de straat afgesloten met honderden agenten. Mogelijk waren er in totaal 12.000 agenten in de weer om de wijk af te zetten. Marat week tijdelijk uit naar London; daarmee was de weg vrij voor Georges Danton om op de voorgrond te treden. In mei keerde hij terug naar Parijs, waar een hongersnood dreigde. Marat hield zich schuil in de kelders van Cordeliers of in de riolen van Parijs. Marat maakte zich sterk voor de afschaffing van de monarchie en ging te keer tegen eenieder die gematigder opvattingen had dan hij. In juli 1790 schreef hij:
Vijf- of zeshonderd afgesneden koppen zouden je rust, vrijheid en geluk verzekerd hebben. Een valse medemenselijkheid heeft je armen tegengehouden en je slagen uitgesteld; daardoor zullen miljoenen van je broeders hun leven verliezen.
Jean Sylvain Bailly
Op 10 augustus 1790 rekende hij af met de Markies de Mirabeau, die in een onderhoud met Marie-Antoinette, voorstelde de monarchie te redden. In oktober viel hij LaFayette aan. In 1791 viel hij de Wet Le Chapelier aan, die het recht van vereniging en petitie beperkte. In juli 1791 werden zijn drukpersen in beslag genomen. Marat verstopte zich in de Parijse riolen, waar hij een huidziekte zou hebben opgelopen. LaFayette moest Marat de in beslag genomen drukpers teruggeven.
In april 1792 werd Marat tot president van de jacobijnen gekozen. Hij was een tegenstander van oorlog met het buitenland en stelde voor de koning en zijn familie tot gijzelaars te maken. Marat haalde zich daarbij de haat op de hals van de girondijnen. Hij leek te genieten van deze aanvallen en verdedigde zich in de meest theatrale vorm.
Marat stelde een 'Commissie van Toezicht' in om degenen die zich tegen de Revolutie keerden, op te sporen. Eind augustus 1792 waren de gevangenissen vol. Op 2 september 1792 werd de stad Parijs verschanst, tegen de Oostenrijkse legers die waren opgetrokken tot Verdun. Hij liet plakkaten in Parijs verspreiden die eruit zagen als officiële proclamaties. Marat had de vrijwilligers aangeraden de hoofdstad niet te verlaten zonder eerst de vijanden van het volk hun gerechte straf te hebben doen ondergaan. Marat stelde de dodenlijsten op op grond waarvan met weinig onderscheid van schuld of onschuld mensen naar het schavot gestuurd werden om onder de guillotine te sterven. Het waren vijanden van de Revolutie. Marat, Danton en Robespierre spraken hun goedkeuring uit over de afslachting van gevangen of deden niets.
Op 9 september 1792 werd hij lid van de Nationale Conventie en verkondigde een nieuwe koers te zullen varen. Hij werd uitgemaakt voor een kwakende kikker of een aasvretende kraai in de Conventie. Op 25 september werd hij beschuldigd een dictatuur te wensen. Marat trok een pistool, hield dit tegen zijn slaap en riep: "Wanneer dit voorstel wordt aangenomen dan jaag ik een kogel door mijn hoofd." Het voorstel werd afgewezen. Op 21 november werd een aanklacht tegen hem ingediend. Iedereen begon hem te mijden, niet alleen vanwege de stank die hij verspreidde. Ook Danton nam afstand van Marat. In januari 1793 kreeg hij woorden met Thomas Paine, een Quaker, die tegen de doodstraf voor Lodewijk XVI was. Paine stelde voor de koning naar de Verenigde Staten te laten vertrekken.
Vijf- of zeshonderd afgesneden koppen zouden je rust, vrijheid en geluk verzekerd hebben. Een valse medemenselijkheid heeft je armen tegengehouden en je slagen uitgesteld; daardoor zullen miljoenen van je broeders hun leven verliezen.
Jean Sylvain Bailly
Op 10 augustus 1790 rekende hij af met de Markies de Mirabeau, die in een onderhoud met Marie-Antoinette, voorstelde de monarchie te redden. In oktober viel hij LaFayette aan. In 1791 viel hij de Wet Le Chapelier aan, die het recht van vereniging en petitie beperkte. In juli 1791 werden zijn drukpersen in beslag genomen. Marat verstopte zich in de Parijse riolen, waar hij een huidziekte zou hebben opgelopen. LaFayette moest Marat de in beslag genomen drukpers teruggeven.
In april 1792 werd Marat tot president van de jacobijnen gekozen. Hij was een tegenstander van oorlog met het buitenland en stelde voor de koning en zijn familie tot gijzelaars te maken. Marat haalde zich daarbij de haat op de hals van de girondijnen. Hij leek te genieten van deze aanvallen en verdedigde zich in de meest theatrale vorm.
Marat stelde een 'Commissie van Toezicht' in om degenen die zich tegen de Revolutie keerden, op te sporen. Eind augustus 1792 waren de gevangenissen vol. Op 2 september 1792 werd de stad Parijs verschanst, tegen de Oostenrijkse legers die waren opgetrokken tot Verdun. Hij liet plakkaten in Parijs verspreiden die eruit zagen als officiële proclamaties. Marat had de vrijwilligers aangeraden de hoofdstad niet te verlaten zonder eerst de vijanden van het volk hun gerechte straf te hebben doen ondergaan. Marat stelde de dodenlijsten op op grond waarvan met weinig onderscheid van schuld of onschuld mensen naar het schavot gestuurd werden om onder de guillotine te sterven. Het waren vijanden van de Revolutie. Marat, Danton en Robespierre spraken hun goedkeuring uit over de afslachting van gevangen of deden niets.
Op 9 september 1792 werd hij lid van de Nationale Conventie en verkondigde een nieuwe koers te zullen varen. Hij werd uitgemaakt voor een kwakende kikker of een aasvretende kraai in de Conventie. Op 25 september werd hij beschuldigd een dictatuur te wensen. Marat trok een pistool, hield dit tegen zijn slaap en riep: "Wanneer dit voorstel wordt aangenomen dan jaag ik een kogel door mijn hoofd." Het voorstel werd afgewezen. Op 21 november werd een aanklacht tegen hem ingediend. Iedereen begon hem te mijden, niet alleen vanwege de stank die hij verspreidde. Ook Danton nam afstand van Marat. In januari 1793 kreeg hij woorden met Thomas Paine, een Quaker, die tegen de doodstraf voor Lodewijk XVI was. Paine stelde voor de koning naar de Verenigde Staten te laten vertrekken.